Door: Dick Kreuzen (archivaris Oude Kerk)
Na afloop van een van de muzikale voordrachten van het duo Rens Bijma – Kees Bregman kwam ik in gesprek met Gert Bouwman die mij vertelde dat zijn schoonzoon een scriptie had geschreven over de passieretabel van Soest. Daar wilde ik graag meer van weten, vandaar dat ik vroeg of ik die kon lenen. En daaruit voortvloeiend heb ik getracht een samenvatting te maken die ik anderen niet wil onthouden.
Bij de restauratie van de toren werden op 1 september 1905 in een dichtgemetseld vertrek achttien eikenhouten sculpturen en fragmenten van pijpaarden beeldjes ontdekt. Het gaat daarbij om twee helften van een Marianum, tien vrijstaande sculpturen met voorstellingen van: Maria met kind, Anna-te – drieën, Petrus, Paulus, Johannes de Doper, Adrianus, een niet identificeerbare Priester, een niet identificeerbare Paus, Cunera en Agatha. Verder retabelfragmenten met voorstellingen van Christus in de Hof van Olijven, de Geseling, de Kruisdraging, de Calvarie, de Graflegging en Christus in het Voorgeborchte.
Verondersteld wordt dat deze beelden verstopt zijn toen plunderende Calvinisten in 1580 rondtrokken door het Gooi. Om verder verval tegen te gaan zijn de beelden direct na hun vondst geprepareerd met een harspreparaat en overgedragen aan het huidige Rijksmuseum te Amsterdam. Bijkomend voordeeltje voor de Gemeente Soest was dat de restauratiekosten van de toren daardoor gedeeltelijk werden overgenomen door het rijk. Van de retabelkast zijn enkele consoles en loden elementen ook bewaard gebleven.
Het belang van deze vondst voor de kunstwereld is in het bijzonder dat het de enige overgebleven complete middeleeuwse retabel betreft, waarvan bijna zeker is dat het afkomstig is van een en dezelfde beeldsnijder (of een atelier). Dit in tegenstelling tot andere beeldengroepen, waarvan onduidelijk is of ze van dezelfde maker zijn.
Een eerste beschrijving van de beeldenschat is vlak na de vondst gedaan door J. Kalf *) Door Klara Broekhuijsen-Kruijer *) is in 1984 onderzoek gedaan naar de samenstelling van de retabel. Volgens haar reconstructie had de retabel oorspronkelijk een afmeting van ca. 4m bij 1,55 a 1,80 m. Ze had de vorm van een T-vormige kast, onderverdeeld in zeven compartimenten waarbij het middelste Christus aan het kruis vertoonde. Voortbordurende op het onderzoek van Klara Broekhuijsen-Kruijer en op basis van de stilistiek van de beelden heeft Bas Nederveen *) een nadere inschatting gemaakt naar de ouderdom van de beelden. Hij moest wel zo te werk gaan omdat er geen archivalia beschikbaar zijn over de beelden. Het wordt door hem aannemelijk gemaakt dat de vrouwelijke heilige zonder hoofd de Heilige Agatha voorstelt. Immers zij is de patroonheilige van het gilde in Soest.
De retabel zelf wordt gedateerd op ca. 1481 – 1494. Het zal volgens zijn inschatting en argumentatie reeds spoedig na de herbouw van de kerk na de brand van 1481 zijn vervaardigd. De vervaardiger van deze beeldengroep heeft de noodnaam gekregen van Meester van het Retabel van Soest. Omdat er verder geen archivalia over de beelden bestaan zal men het hier voorlopig mee moeten doen. Gezien de belangrijke plaats binnen het rituele gebeuren zal de retabel al snel na de herbouw van de kerk zijn gemaakt. Ditzelfde geldt ook voor de beelden van Petrus en Paulus die immers de patroonheiligen van de kerk waren. Door Nederveen zijn twee gravures ontdekt waarnaar twee van de retabelgroepen zijn gesneden. Dit betreft de fragmenten de Geseling en het Voorgeborchte. (zie ook bijgaande foto’s)
Gezien de grote overeenkomsten tussen de beelden en de gravures kunnen sommige losse beeldfragmenten nu beter geplaatst worden binnen de retabel. De hier bedoelde gravures zijn gemaakt door de Meester van de Banderolles die een passiecyclus maakte omstreeks 1470. Hij ontleende zijn ontwerpen weer aan een aantal andere gravures. Van de 106 bekende gravures met zijn hand bleken er 34 integrale kopieën te zijn en 63 bevatten motieven van andere gravures. Schertsend wordt wel eens gesteld dat de Meester van de Banderolles ook een Meester kopiist was. De altaren van de broederschappen zijn meestal ook versierd met beelden van hun patroonheiligen, die ook daarom als eersten na de brand zullen zijn aangeschaft. Dit betreft dan de Annabroederschap. Naast de Anna te Drieën wordt de staande Madonna met kind door Nederveen gedateerd op 1481-1494. Met als maker een beeldsnijder uit de omgeving van Jan Nude (†1494) . Die werkzaam was in Utrecht.
De beelden van een onbekende Priester en onbekende Paus hebben niet voldoende kenmerken om ze aan een bepaalde bekende beeldsnijder toe te schrijven, zodat er volstaan wordt om ze te dateren op ongeveer 1500.
Het beeld van Adrianus wordt naar aanleiding van het harnas dat hij draagt en zijn hoofddeksel gedateerd op omstreeks 1500. De beelden van Petrus, Paulus en Johannes de Doper worden toegeschreven aan één atelier en worden gedateerd uit voor 1507. Omstreeks 1520 zijn de laatste drie sculpturen uit Soest gereed gekomen te weten: de beide helften van het Marianum, St. Cunera en St. Agatha. Deze beelden worden op grond van hun stilistiek met dezelfde maker in verband gebracht. Zij worden gedateerd op omstreeks 1525. Dat de sculptuur van St. Agatha de schutspatroon van het schuttersgilde pas rond 1525 lijkt te zijn gemaakt, heeft er mogelijk mee te maken dat het gilde haar pas laat als schutspatroon koos. (De naam Aechtengilde komt pas voor in acten van Soest uit 1569.)
*) Literatuur:
J. Kalf: Een belangrijke vondst Het Huis oud en nieuw 3 1905 pp 289-301
Klara Broekhuijsen-Kruijer; Het Passieretabel uit Soest. Bulletin van het Rijksmuseum, 1984, 32 p 3-16
Bas Nederveen: Soest, tussen Amersfoort en Utrecht. Een studie naar de herkomst van de laatgotische sculptuur uit de Hervormde Kerk te Soest (Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 1999)
Bas Nederveen: Het Passieretabel uit Soest. Kanttekeningen bij een reconstructie Bulletin van het Rijksmuseum, …. p 271-281
In het kader van “kerkepad” werden in 1978 enkele beelden tijdelijk weer tentoongesteld in De Oude Kerk. Dit betrof: staande geestelijke, Johannes de Doper, Maria met kind, de pijpaarden madonnakop en enkele losse pijpaarden fragmenten. Ook in 1985 is een aantal beelden in De Oude Kerk tentoongesteld.
Het zou mij een goed idee lijken wanneer bij de herinrichting van De Oude Kerk voor de samengevoegd Protestante Gemeente Soest ook weer een plek werd ingeruimd voor in ieder geval een deel van deze middeleeuwse kunstuitingen. Het lijkt mij altijd beter wanneer de beelden zichtbaar in onze kerk staan, dan wanneer ze voor niemand zichtbaar in een depot liggen.