Het Orgel van de Oude kerk Soest

Lees meer over de Historie van de kerk

Geschiedenis en restauratie van het Orgel in de Oude Kerk

Door: Dirk Bakker, Adviseur bij de restauratie
De Oude Kerk Soest werd in 2010 officieel de nieuwe eigenaar van het orgel uit de Doopsgezinde kerk van Harlingen. Dit orgel, met twee klavieren en aangehangen pedaal, werd gebouwd in 1810-1811 door A. van Gruisen en Zoonen te Leeuwarden.
In 1848 herstelde Willem Hardorff het orgel en verving de Quint 3 vt door een Prestant 4 vt (waarschijnlijk door opschuiving van de pijpen). De Nassat 3 vt werd vermaakt tot Salicionaal 4 vt. Wegens herbouw van de Doopsgezinde kerk in 1857, waarbij de kerk sterk vergroot werd, kregen de orgelmakers P. van Oeckelen en Zonen de opdracht om het orgel te wijzigen en uit te breiden met een zelfstandig pedaal. De Vox Humana, door Van Oeckelen overigens ‘Dulciaan genoemd’ is toen door een doorslaande Clarinet 8 vt vervangen. De Fluit travers 8 vt discant werd vervangen door een Cornet 5 sterk discant. De ‘Fiool de Gambe discant’ van Van Gruisen werd met de tonen f0-h0 uitgebreid. De spaanbalgen van Van Gruisen bleven behouden. Mogelijk voegde Van Oeckelen echter nog een extra spaanbalg toe. Uiteindelijk is het orgel, ook qua uiterlijk, in 1858 sterk vergroot, waarbij het Van Gruisengedeelte grotendeels in tact bleef. Aan weerszijden werd de orgelkas vergroot met brede tussenvelden en pedaaltorens. Deze werkwijze zou Van Oeckelen nogmaals hanteren bij de uitbreiding van een Timpe-orgel uit 1829/1840, ter gelegenheid van de plaatsing te Beilen in 1863. In 1866 vond eenzelfde uitbreiding plaats in de Doopsgezinde Kerk te Sappemeer, bij het orgel van G.W. Lohman uit 1855. De pedaalkas stond in Harlingen (en staat nu in Soest) dwars achter het rechter tussenveld en pedaaltoren.
Het orgel is in 1900 zwart geschilderd en de Fa. L. van Dam & Zonen verving de Prestant 4 vt door een Violon 8 vt en de Flute d’amour 4 vt door een Roerfluit 4 vt. In 1933 restaureerde de Fa. Vaas en Bron uit Leeuwarden her orgel, waarbij de spaanbalgen door een grote magazijnbalg werd vervangen. De Clarinet 8 vt werd verwisseld voor een nieuwe Horn (met slagletters ‘Hum’). De ventielen van het onderpositief werden door nieuwe vervangen. Van de Trompet 8 vt werden de bekers één plaats opgeschoven, de grootste werd nieuw gemaakt en de hoogste pijpen (c3-f3) werden door labiaalpijpen vervangen. Waarschijnlijk is toen ook het tertskoor van de Cornet weggenomen. Wanneer de Woudfluit 2 vt is verdwenen is onbekend gebleven. Vanaf de jaren ’70 van de 20e eeuw ging de conditie van het orgel zienderogen achteruit. Tien jaar later was het orgel nog maar een schaduw van wat het ooit was.
Voor de afbraak van de kerk aan de Zoutestraat is het orgel in 1996 zorgvuldig gedemonteerd door de Fa. Bakker & Timmenga en vervolgens in 2003 aangekocht door de Gereformeerde Kerk te Vollenhove. De bedoeling was om het te plaatsen in de Kleine- of Mariakerk aldaar. Inmiddels lag het orgel opgeslagen in Vollenhove, wat de conditie van het orgel niet ten goede kwam. Het lukte uiteindelijk niet om de benodigde gelden tijdig bijeen te krijgen, waarna Orgelmakerij Reil het orgel aankocht, ophaalde en in opslag nam. Uiteindelijk kreeg het een nieuwe bestemming in de Oude Kerk van Soest, waar het orgel warm onthaald werd.

Kas

De kas van het middengedeelte van het orgel dateert uit 1811 en is gemaakt van eiken (wagenschot). De kas is door Van Oeckelen in 1858 aan weerszijden uitgebreid in grenen. Achter het rechtergedeelte staat een dwars opgestelde pedaalkas, eveneens van grenen. Het hang- en sluitwerk is in 1933 gedeeltelijk vernieuwd. De kasdelen zijn in 2017 op vitale punten verstevigd. Scharnieren zijn in de stijl van 1811 bijgemaakt en aangebracht. De door Van Oeckelen aangebrachte tussenvelden zijn na akkoord van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ingekort waarbij aan weerszijden vier loze frontpijpen zijn verwijderd. Alleen op deze wijze paste het orgel qua breedte in de Oude kerk. Het aanpassen van het snijwerk en de welving van de kasdelen kostte nog heel wat hoofdbrekens. Datzelfde gold ook voor het bereikbaar maken van de pedaalregisters op de Soester balustrade, met name waar dit het stemmen van de tongwerken betreft. Van het snijwerk moesten heel wat verdwenen stukken en stukjes worden bijgemaakt, inclusief dat van het vlecht- of rasterwerk.

De windvoorziening van Vaas en Bron keerde niet terug. Omdat Van Oeckelen in 1858 de spaanbalgen uit 1811 respecteerde en het orgel qua klank ongeveer 40 jaar geleden nog als “karakteristiek Van Gruisen-orgel” is omschreven, is ervoor gekozen om de gaaf bewaard gebleven windvoorziening van het orgel van Marssum (1803) als uitgangspunt voor reconstructie te nemen. Deze bestaat uit drie spaanbalgen met trede-installatie, opgesteld in een balgstoel. Hieraan is toegevoegd een nieuwe orgelmotor, voorzien van een elektronisch regelsysteem waarbij de balgen zo natuurgetrouw als mogelijk is van wind worden voorzien. De kanalisatie voor het pedaal is uit het hoofdkanaal afgeleid, waarbij de werkwijze van Van Oeckelen, zoals deze is aangetroffen bij het orgel van de Aa-kerk te Groningen, is gevolgd. Een nieuwe opliggende tremulant (Tremulant Roijaal) is weer toegevoegd.

De windladen zijn geheel gerestaureerd, mechanieken zijn hersteld en aangevuld. Speciale zorg is besteed aan de 14 sprekende pijpen van de Prestant 8 voet van het pedaal, aan de klaviatuurszijde. Deze worden met een aparte mechaniek, windlade en windkanaal uit 1858 bediend.

Ventielen

De ventielen van het onderpositief uit 1933 zijn vervangen door nieuwe, conform die van Van Gruisen uit 1811. De centrale ventielstiften, aangebracht in 1833, zijn gehandhaafd. Pijpstokken en –roosters zijn dat ook en waar nodig beter passend gemaakt. Alle belering is door nieuw materiaal vervangen.

De klavieren zijn minutieus hersteld. De eiken toetsen hebben nog de originele (voor het werk van Van Gruisen karakteristieke) geringe hoogte. In de meeste gevallen zijn deze door andere orgelmakers vernieuwd (en dus verstevigd). Het pedaalklavier heeft nog de omlijsting van Van Oeckelen, maar de door Vaas en Bron vernieuwde toetsen zijn nu in Van Gruisen-stijl vernieuwd. De maatvoering is zodanig dat er geen millimeter ruimte tussen balustrade en achterzijde van de kas is overgebleven. De orgelbank van Vaas & Bron is vervangen door een nieuwe, geënt op die van Marssum, maar op verzoek voorzien van een verstelbare zitting.

Frontpijpwerk

Het herstel van het frontpijpwerk valt het best te omschrijven als een ware renaissance. Met name de pijpen van Van Oeckelen waren platgevouwen, geknakt en gebroken. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat deze weer in oude vorm en functie zijn teruggekeerd. Verder moesten de registers Quint 3 vt, Vox Humana 8 vt, Woudfluit 2 vt en het tertskoor van de Cornet worden gereconstrueerd. De Violon 8 vt uit 1900 is verwijderd en opgeslagen in afwachting van een andere bestemming. Voor het pedaal is een nieuw register Gedekt 8 vt gemaakt. Hiermee is de lege plaats op de pedaallade ook ingevuld. Voor de reconstructie van de Quint 3 vt en Woudfluit 2 vt stonden de gelijknamige registers uit het orgel van Marssum model. Tevens waren de bestaande pijpzittingen en roostergaten maatgevend. Een ander verhaal was de Vox Humana. Van Gruisen noemt dit register uitdrukkelijk in het bewaard gebleven contract. Maar Van Oeckelen noemde het een Dulciaan 8 vt en verving het register vervolgens door een Clarinet 8 vt (doorslaand). Bij Vaas & Bron werd dit register alweer vervangen door een Horn 8 vt van fabrieksmatige makelij. Nauwgezet onderzoek leerde ons dat de pijpstok en het rooster evenwel nog uit 1811 dateerden. De conclusie was dat het originele register dus metalen stevels moet hebben gehad. De plaats op de onderpositief-lade was zonder meer krap en de hoogte beperkt. Van Gruisen maakte voor zover ons bekend slechts eenmaal een Vox Humana, in de Doopsgezinde kerk van Sneek. Maar deze bleef niet bewaard. Gezien de oriëntatie van de Harlingers op het Freytag- orgel in Bolsward, leek het ons logisch om ons op een door Freytag gemaakte Vox Humana te oriënteren. Daarbij leek die van Bellingwolde ons het meest geschikt. Dit orgel uit 1797 heeft eveneens een Speelfluit 4 vt, Nassat 3 voet en Woudfluit 2 vt in combinatie met de Vox Humana 8 vt op één windlade. De factuur, diameters, hoogte en factuur pasten exact, alsof het register er altijd gestaan had. De rest van het historisch bestand aan metalen en houten pijpwerk werd zorgvuldig hersteld en op de oude plaatsen teruggezet. Al deze werkzaamheden zijn met grote vakkundigheid uitgevoerd door Orgelmakerij Reil te Heerde.

Schilderwerk

De door Hardorff in een Salicionaal 4 vt veranderde Nassat 3 vt werd gehandhaafd. Het is een van de vroegst bewaard gebleven voorbeelden van een door Willem Hardorff vervaardigd register. Ook de Fluit 4 vt van Van Dam uit 1900 bleef in functie. Hierdoor biedt het orgel ons een mooie dwarsdoorsnede van een eeuw Friese orgelbouw, met een geheel eigen inbreng van P. van Oeckelen en Zoonen. Het moet tevens worden gezegd dat de laatstgenoemden in 1858 het orgel van Van Gruisen uit 1811 in grote mate hebben gerespecteerd. We laten overigens in het midden of dat uit stilistische bewondering of vooral vanwege economische motieven is geweest.

Een bijzondere opgave was de restauratie van het schilderwerk. Met restauratieschilder Wolters & Ovink startten we een grondig onderzoek naar toegepaste kleuren en verfsoorten, die bij het schilderen van de kas, snijwerk en ornamentiek in de loop der jaren waren toegepast. Hieruit bleek dat de kleuren in 1811 bestonden uit imitatie-mahonie met ivoorkleurig snijwerk en ornamentiek, afgewisseld met bladgoud. In 1858 werd de sterk verbrede kas in imitatie-esdoorn geschilderd, afgewisseld met diepgroen voor het snijwerk. In 1900 werd de kas vervolgens in rijtuigzwart geschilderd, maar ook daarin was een vleug groene verf als basiskleur verwerkt, het meest nadrukkelijk bij het snijwerk. Toen werd ook bladgoud toegepast, maar niet altijd op de delen die dat voor 1900 ook al hadden. Voor de situatie in Soest werd de keuze voor zwart op voorhand uitgesloten. Het laten terugkeren van de imitatie-esdoorn kleur kon daarentegen op brede steun rekenen. Inmiddels zien we het orgel als verschijning, samen met de door Orgelmakerij Reil vervaardigde nieuwe balustradedelen, als een feniks uit de as herrijzen. De piëdestals op de pedaaltorens keerden vanwege plaatsgebrek niet terug, de andere drie op het Van Gruisen-gedeelte van de kas wel, maar nog zonder bekroningen. De vier nieuwe kolommen en de architraaf van de balustrade zijn in marmerimitaties geschilderd, gebaseerd op historische voorbeelden. Hierdoor is een levendige en harmonieuze eenheid ontstaan, passend in het interieur van de Oude Kerk.
Dispositie van het orgel

Wordt een Vriend of bekijk onze webshop

Wordt een VriendWebshop
Share This